Geschiedenis van de Boerboel

Allereerst kan ik u zeggen dat het zeker niet makkelijk is om de gehele voorgeschiedenis van de Zuid Afrikaanse Boerboel op exact juiste wijze volledig in kaart te brengen. De belangrijkste reden hiervoor is dat er weinig tot geen concrete documentatie van de afgelopen paar honderd jaar bestaat over de Boerboel. Vaak zul je een standaard verhaal tegen komen wanneer je zoekt op het internet naar de voorgeschiedenis van de Boerboel. Toch wil ik proberen u iets dieper in de geschiedenis van de Zuid Afrikaanse Boerboel mee te nemen aan de hand van deze beschrijving over de voorgeschiedenis van de Boerboel.

Eigenlijk zou je kunnen stellen dat de voorgeschiedenis van de Boerboel te verdelen is in 4 fases. Maar ver voor de eerste fase van de Boerboel bestonden er natuurlijk ook al honden die voor verschillende doeleinden werden gebruikt. Hiervoor we moeten we een paar duizend jaar terug in de tijd gaan. Veelvuldig en langdurig onderzoek heeft inmiddels wel aangetoond dat de “Molossers” of ook wel de grote Mastiff-achtige honden kunnen worden teruggevoerd in de tijd 400 tot 600 jaar voor christus. Indirect zou je kunnen stellen dat hier de voorouders en de bloedlijnen van de Boerboel dus ook liggen.

Wat wel met zekerheid valt te zeggen is dat Alexander de Grote zo rond 326 jaar voor Christus meerdere grote mastiff-achtige honden krijgt als cadeau van de koning van Albanië. Alexander de grote wilde deze honden eerst gebruiken voor de jacht op klein wild, echter hadden deze honden daar totaal geen behoefte aan. Deze honden werden dan ook door Alexander de Grote bestempeld als “aartslui” en onherroepelijk naar de eeuwige jachtvelden verbannen. Vrijwel direct kreeg Alexander de Grote opnieuw een aantal grote mastiff-achtige honden aangeboden van de Albanese koning met het advies deze honden dit keer niet te gebruiken aan zoiets kleins en simpels als het jagen op klein wild. Nee het advies van de koning van Albanië was om deze honden tegen leeuwen en olifanten te laten vechten. En als we het verhaal zoals staat geschreven mogen geloven liet Alexander de Grote de hond inderdaad met een leeuw vechten waarbij de hond binnen luttele seconden de rug van de leeuw wist te breken. Niet veel later zou hij de hond ook tegen een olifant hebben laten vechten waarbij de olifant door de onophoudelijke aanvallen van de hond volledig in paniek raakte en zichzelf een afgrond in stortte en te pletter viel.

Regelmatig lees je ook verhalen over Boerboels die met leeuwen en andere Afrikaanse wilde dieren gevochten zouden hebben. Gelooft u mij…de Boerboel en ook andere grote mastiff-achtige honden zijn nooit voor de leeuwenjacht gebruikt en net zo min in de jacht op olifanten. De Rodhesian Ridgeback, ook een echt Zuid Afrikaans ras, werd wel gebruikt voor de Leeuwenjacht, echter dan ook alleen om de leeuwen uit de tent te lokken zodat de jager vervolgens de leeuwen dood kon schieten.  Wat wel af en toe gebeurde tijdens het Romeinse rijk is dat de Romeinen 10 Molossers lieten vechten tegen een tijger of een leeuw waarbij van te voren eerste wel de nagels van deze leeuwen en tijgers werden uitgetrokken.

Wel is het zeker dat Alexander de Grote als ook de Romeinen medeverantwoordelijk zijn geweest voor de verspreiding van deze Assyrische honden (Molossers) door geheel Europa. De Romeinen hadden destijds de Canis Molossus, een echte oer Molosser. Toch zijn volgens vele geschriften en documenten de Assyrische hond en de Canis Molossus dezelfde honden en zou er geen verschil zijn tussen deze beide.

Duidelijk is nu wel dat de oorsprong van alle Molossers en dus ook de Boerboel in de Canis Molossus ligt. En eigenlijk geldt dit voor de meeste westerse rassen van dit moment. Verondersteld wordt, ondanks dat keihard bewijs hiervoor ontbreekt, dat de Canis Molossus afstamt van de Tibetaanse Mastiff. Gezien de overeenkomsten en gelijkenis tussen deze beide honden en documenten waaruit zou blijken dat de Tibetaanse Mastiff één van de oudste rassen ter wereld is, wordt dit aannemelijk gemaakt.

De vroegste geschiedenis van de Boerboel ( fase 1 )

In 1652 hebben de eerste Europese honden voet aan wal gezet in Zuid Afrika, dat is iets wat met zekerheid gesteld kan worden. Hierbij  wordt eigenlijk in alle verhalen die je hier over kunt lezen de Nederlander Jan van Riebeeck die met zijn bullebijter, een grote zware Mastiff-achtige hond, naar Kaap de Goede Hoop kwam naar voren geschoven als grondlegger van de Boerboel. Naar mijn idee moet Jan van Riebeeck als grondlegger van de Boerboel niet te letterlijk genomen worden. Jan van Riebeeck is natuurlijk de grondlegger van Kaap de Goede Hoop wat uiteindelijk uitgegroeid is tot de huidige republiek Zuid Afrika. En deze Jan van Riebeeck nam natuurlijk ook nog tientallen kolonisten mee naar de Kaap welke op hun beurt ook weer hun eigen honden mee namen. Daarnaast zijn er in de loop der jaren nog tientallen andere kolonisten uit andere landen geweest die hun bestaan in Zuid Afrika opbouwden en voort hebben gezet. Ook deze kolonisten namen hun eigen honden mee om zichzelf en hun familie te beschermen tegen alle onbekende gevaren uit dat vreemde land.

De hond die Jan van Riebeeck meenam, de zogenaamde bullebijter, was ook niet echt een ras maar meer een type hond. Deze honden werden gebruikt om te vechten tegen stieren omdat men er heilig van overtuigd was dat vlees van opgejaagd wild lekkerder was. Het type hond dat meegnomen werd door Jan van Riebeeck is niet met zekerheid te zeggen, maar we kunnen er vanuit gaan dat dit Mastiff-achtige hond is geweest. Door de kolonisatie waren er op dat moment dus 2 type honden op het Afrikaanse continent, namelijk de mastiff-achtige honden van de kolonisten en de honden van de inheemse bevolking. Deze inheemse honden komen oorspronkelijk voort vanuit een Ethiopische stam welke veel handel dreef op het gehele continent Afrika. Al snel bleek dat de bullebijters van de kolonisten niet goed bestand waren tegen de interne en externe parasieten en ziektes en dus werden de honden gekruist met de honden van de plaatselijke bevolking. Dit zou het de eerste fase van de Boerboel moeten zijn geweest.

Aankomst Engelse kolonisten ( fase 2 )

Rond 1800 namen de eerste Engelse kolonisten hun intrek in wat nu is Zuid Afrika heet en ook zij namen hun eigen honden mee. Dit waren voornamelijk Bulldoggen en Mastiffs. Ook de Engelsen kampten al snel met dezelfde gezondheidsproblemen van hun honden en dus kruisten de Engelsen hun honden weer met de honden van de eerste kolonisten. Vanaf dit punt kunnen we echt spreken over het ontstaan van de Boerboel en met name de ontwikkelingen in Zuid Afrika zelf heeft de Boerboel gemaakt tot wat hij nu is. De honden leefden vaak in grote getale op de Zuid Afrikaanse boerderijen waarbij dierenartsen of medicijnen voor de honden niet aan de orde waren. De Boerboel was dus volledig op zichzelf aangewezen waardoor alleen de allersterkste honden wisten te overleven. Later trokken steeds meer boeren de binnenlanden in waardoor ook de honden steeds meer geïsoleerd op de Zuid Afrikaanse boerderijen kwamen te leven. Vanzelfsprekend vond er hierdoor veel inteelt plaats tussen de honden waardoor de sterkste genen nog verder naar boven kwamen drijven. De boeren hadden nu imposante, sterke en gezonde honden ter bewaking van have en goed en waren klaar voor “De grote trek”.

De Grote Trek ( fase 3 )

Steeds meer kolonisten uit geheel Europa waren in de loop der jaren naar Afrika gekomen om daar een boerenbestaan op te bouwen of de handel te bedrijven. Echter het Britse koloniale gezag deed veel Nederlandse boeren tussen 1830 en 1850 vertrekken naar het noorden. Dit wordt ook wel “De Grote Trek” genoemd. Deze Grote Trek zorgde er voor dat er nog meer gekruist werd tussen de boerderijhonden van de kolonisten en de honden van de inheemse bevolking. Daarnaast kwamen veel honden nog geïsoleerder te leven dan daarvoor waardoor inteelt tussen de honden nog meer toenam. Rond het jaar 1900 kregen de honden van de Afrikaanse boeren de naam “BOLE” welke veel vergelijkingen toonde met de oeroude Canis Molossus of te wel de Assyrische hond. Uiteindelijk was maar één ding belangrijk voor de Afrikaanse boeren en dat was dat hun honden imposant en sterk waren en hun taak als waakhond optimaal vervulden. Bloedlijnen en stambomen zoals we die nu kennen waren hier dan ook totaal niet van belang.

Rond 1935 werden er vanuit Engeland raszuivere Bullmastiffs geïmporteerd voor de bewaking van de diamantmijnen van De Beers. Deze atletisch gebouwde en temperamentvolle honden waren zeker niet te vergelijken met de Bullmastiff zoals we die nu kennen. Omdat de Afrikaanse boeren nogal onder de indruk waren van deze honden vanwege hun schoonheid en hun waak- en beschermingsdrift lieten veel Afrikaanse boeren hun “boles” dekken door één van deze reuen of kochten afstammelingen van deze geïmporteerde Bullmastiffs. De typische raskenmerken van de Boerboel zoals we die nu kennen begonnen zich echt te kenmerken en derhalve kunnen we deze fase bestempelen als fase 3.

De verstedelijking rond 1950 ( fase 4 )

Rond 1950 vond er in Afrika een grote verstedelijking plaats waarbij veel Afrikaanse boeren het platteland verlieten om hun heil in de stad te zoeken en een graantje mee te kunnen pikken van de stedelijke welvaart. Echter de verstedelijking zorgde ook voor een veel groter aandeel aan import honden ten opzichte van de “echte bole” en daarnaast gingen de Afrikanen zich meer en meer richten op het houden en telen van raszuivere honden. De echte Boerboel werd meer en meer zeldzamer. Alleen op de grote boerderijen, ook wel “plase” genoemd, bleef de Boerboel echt bestaan, al werden ze ook hier al aanzienlijk zeldzamer.

Gelukkig stonden er in 1980 een aantal mensen op die vonden dat het tijd werd de oorspronkelijke Boerboel terug te halen. Jannie Bouwer, Lucas van der Merve en zijn vrouw Anneke gingen in een lange tocht van ruim5500 kilometerdoor Zuid Afrika langs de boerderijen om de oorspronkelijke Boerboel weer terug te vinden. Uiteindelijk wisten ze 250 honden te beoordelen waarvan er maar 72 honden werden geselecteerd die voldeden aan de uiterlijke kenmerken om mee te fokken om zodoende de ware boerboel weer naar boven te kunnen halen. Op genetisch gebied was over de Boerboel op dat moment vrijwel nog niets bekend en dus werd er in eerste instantie alleen op uiterlijk geselecteerd.

Al vrij snel werd duidelijk toen men begon te fokken met deze honden, ook wel telen genoemd in Zuid Afrika, dat er veel verschillende type Boerboels uit voort kwamen. De ene Boerboel had duidelijk een Mastiff-achtige kop waarbij de andere Boerboel meer de kop van een Boxer had. Ook qua gewicht, karakter en uitstraling waren er (en zijn er eigenlijk nu nog steeds) grote verschillen op te merken tussen verschillende Boerboels. U zult dit beamen wanneer u eens een Boerboel keuring bezocht heeft. Deze worden jaarlijks meerdere malen gehouden in Nederland en België. Uiteindelijk heeft het verleden ons ook geleerd dat ook andere rassen gemiddeld 80 jaar nodig hebben gehad om zich te ontwikkelen tot het ras zoals het nu is. Toch zijn we als liefhebber van de Boerboel goed op weg dit prachtige ras steeds meer een eigen identiteit te geven.

Zoals hierboven al beschreven gelden deze uiterlijke kenmerken dan wel de verschillen in karakter op dit moment nog steeds voor de Boerboel wat ook verklaart dat we op dit moment nog steeds in de zogenoemde fase 4 zitten en ik denk de komende 40 jaar ook nog wel zullen blijven. We kunnen dan ook wel concluderen dat de Boerboel kynologisch gezien een piepjong ras is welke zich nog lang zal blijven ontwikkelen.

Begin jaren 80 is men pas echt begonnen met het telen van de Boerboel en midden jaren 90 kwam de Boerboel pas voor het eerst naar Europa. Mede hierdoor kunnen we veronderstellen dat de Boerboel nog ontzettend dicht bij de oeroude Molossers staat, dichterbij dan welk ander ras dan ook. De Afrikaanse boer gebruikte zijn honden maar voor één ding, zijn oorspronkelijke doel, namelijk voor de bewaking van het gezin en zijn have en goed. De boerboel komt pas net kijken in dichter bevolkte gebieden en steden zoals in Nederland en België nadat ze midden jaren90 inEuropa werden geïmporteerd en worden zodoende nu meer en meer gewoon als huishond gehouden. Alle andere Mastiff-achtige en Molosser-achtige rassen worden al enkele honderden jaren gehouden als huishond. Dit feit dient ons er rekening mee te laten houden dat we nooit mogen vergeten waar de Boerboel vandaan komt en waarvoor deze gebruikt werd.

Al deze eigenschappen van de Boerboel maken hem tot een meer dan uitstekende erfbewaker die ten koste van alles en iedereen zijn gezin zal beschermen, desnoods met gevaar voor eigen leven. Vaak willen deze specifieke karaktereigenschappen nog wel eens de nodige problemen opleveren in een woonwijk waardoor het lijkt of de hond onhanteerbaar is. Maar ook de Boerboel zal zich de komende decennia meer en meer gaan aanpassen aan de leefomstandigheden zoals die hier gelden in Nederland en België, daar ben ik heilig van overtuigd.

Ben je inmiddels echt geinteresseerd geraakt in dit prachtige Zuid Afrikaanse ras? Ga je dan ook goed verdiepen in het karakter van de Boerboel alvorens je overgaat tot aanschaf van een Boerboel pup.

Wellicht ook interessant...